Slechte gewoontes moet je verslaan, zo lijkt het wel.
Terwijl het loslaten ervan eigenlijk liefdesverdriet is.
Ik hoorde dit in een mooie radiocolumn van Ellen Deckwitz.
Slechte gewoontes, we kennen ze allemaal. Iets meer eten dan we eigenlijk willen en nodig hebben, roken, te veel drinken, te weinig bewegen, niet echt luisteren, te veel aandacht vragen in een vergadering, jouw mening willen doordrukken. Met onze slechte gewoonten en eigenschappen hebben we vaak een onprettige relatie. We denken vaak dat we ze haten, we willen ze kwijt omdat ze lastig zijn, we ze niet meer willen, we nu eenmaal zo zijn. Vervelend dat je goede voornemen om het vanaf nu anders te gaan doen, zo vaak sneuvelt...
De vraag die Ellen in haar column stelt is: 'Hoe zou het zijn als we slechte gewoonten als onze grote liefde gaan beschouwen? Erkennen dat stoppen met een gewoonte gevoelens van rouw met zich meebrengt, gevoelens van machteloosheid, verdriet en verwarring.'
Afscheid van een slechte gewoonte is een vorm van liefdesverdriet. Of het nu gaat om afscheid nemen van roken, drinken, teveel eten.
Of van je gewoonte constant in discussie te willen gaan in een vergadering. Of anderen te willen overtuigen van je gelijk en eigenlijk niet echt te luisteren of open te staan voor de mening van de ander. Of het excuus 'zo zijn wij het gewend', 'het zit in het DNA van onze organisatie' , of 'het is zo lekker om flink te discussiëren' (terwijl je weet dat dan niet iedereen meedoet) te gebruiken om te voorkomen dat jij je gewoonte niet hoeft te veranderen en dat dat 'verdriet' met zich meebrengt.
Het advies van Ellen is om je slechte gewoonte niet met afkeer te bekijken, maar met begrip. Als iets waar je, toen je een andere versie van jezelf was, heel veel van hield.
Afscheid nemen van dingen die je koesterde, die je heel fijn vond, is één van de moeilijkste dingen die je overkomen. En dat vraagt niet om verzet, maar om rouw.